Om 7 uur ’s ochtends fietste ik snel naar de filmset, Hotel Barbizon
tegenover het Centraal Station. Ik leverde net op tijd het scenario “Lost in
Amsterdam” in, dat ik de afgelopen 48 uur had geschreven op aanwijzingen van de
regisseur Pim de la Parra. Cast en crew stonden vol verwachting te wachten. Wat
bleek: Pim was er niet, hij moest geld zoeken. Kon ik niet even regisseren? Want
ik was de enige die het script kende. Maar ik had nog nooit een film
geregisseerd. Ik moest meteen denken aan Allison.
Midden jaren tachtig ontmoette ik Allison Anders op een filmcursus in
Los Angeles. Zij bleek een enorme fan van de Duitse regisseur Werner Herzog. Ze
wilde zijn regieassistent zijn en vloog naar Berlijn. Ze stalkte hem tot hij
haar te woord stond. Alleen bleek ze de namen door elkaar gehaald te hebben. Ze
dacht Werner Herzog te spreken, maar het was regisseur Wim Wenders. Daar had ze
nog nooit een film van gezien.
Wim Wenders had niet de luxe om zich beledigd te voelen. Hij huurde
haar meteen in, want hij kon goed een Amerikaans regie-oog naast de Nederlandse
cameraman Robby Müller gebruiken voor zijn film “Paris, Texas”. Waarom? Omdat
hij als een gek geld moest vinden, omdat de film anders per direct zou stoppen,
omdat hij niemand meer kon betalen.
Dus terwijl de beroemde Wim Wenders overal heen vloog, regisseerde de
jonge amateurregisseur Allison Anders de hoofdacteur Harry Dean Stanton in
allerlei scènes, waarvoor Wenders later de eer kreeg. Harry Dean Stanton was zo
dankbaar, dat hij later de eerste film van Allison Anders betaalde. En dat
zorgde weer voor de start van haar filmcarrière.
“Lost in Amsterdam” zorgde voor de start van mijn filmcarrière, omdat
ik onder Pim de la Parra’s naam stukken van de film mocht regisseren. En ja,
hij zorgde ervoor dat ik later mijn eigen eerste film kon maken.
Ik gun iedereen zo’n start. Maar als dat nou niet gebeurt, dan kun je